De donuteconomie

De donuteconomie

Na de eerste lockdown haalde de gemeente Amsterdam de internationale pers met de aankondiging dat ze de donuteconomie ging omarmen. Dit zou een economisch antwoord bieden op de situatie na corona. Helaas, bij de uitwerking van het collegebesluit Amsterdam Circulair 2020-2025 worden de ideeën van de donuteconomie maar beperkt ingezet.

De donuteconomie laat onze samenleving ­floreren met een ecologisch plafond en binnen bepaalde sociale grenzen. Deze strategie is gebaseerd op een fundamentele verschuiving in het economisch beleid, een omslag van economische groei en welvaart naar beleid gericht op het optimaliseren van ons welbevinden. In deze meerdimensionale kijk op de samenleving en individuele levens is financiële welvaart slechts één van de waarden, naast bijvoorbeeld opleiding, gezondheid, natuurlijke en ruimtelijke omgeving, en sociale verbanden.

Voedselbank
Het stadsbestuur heeft voor het ecologisch plafond een ambitieus doel: halvering van het gebruik van nieuwe grondstoffen in 2030 en in 2050 een ‘volledig circulaire economie’. Maar de sociale stap, fundamenteel voor de donuteconomie, heeft dit stadsbestuur niet gezet. Een sociale ondergrens is nog niet vastgesteld.

Covid-19 heeft laten zien hoe kwetsbaar onze economie is, en dat gaat niet alleen om de Amsterdamse afhankelijkheid van het toerisme. In het mondiale economische systeem werken multinationals zonder buffers. Hele branches, zoals bijvoorbeeld de horeca, draaien op flexwerkers en zzp’ers in verkapte loondienst. Opeens werden zij geheel afhankelijk van overheidssteun. Het aantal mensen dat kopje-onder is gegaan en afhankelijk is geworden van de voedselbank, is schrijnend.

In één keer is zichtbaar waar economen, nationaal en internationaal, al jaren voor waarschuwen. Namelijk dat het huidige neoliberale economische model de ongelijkheid al decennialang doet toenemen, de middenklasse ­uitholt, en (behalve aan de top) tot sociale stagnatie leidt. De financiële markten, korte­termijnwinsten en kapitaal zijn leidend geworden, de menselijke maat is uit het oog verloren. Dit systeem staat heel ver af van het ideaalbeeld van marktwerking die zou leiden tot het beste product voor de beste prijs.

Amsterdam moet juist nu economische groei als hét doel loslaten en inzetten op een economie van welbevinden, waarin meerdere waarden worden gewogen en bediend. Dat betekent dat ‘de markt’ niet langer vrij baan krijgt, maar zich moet gaan verhouden tot andere waarden. Om te begrijpen wat dat in de praktijk kan betekenen, volgen een aantal voorbeelden.

Kinderopvang
Als eerste: de vastgoedbranche zou geen vastgoed primair als beleggings­objecten moeten ontwikkelen, gericht op het hoogst mogelijke finan­ciële rendement. Vastgoed moet ook de samenleving dienen, door ruimte te bieden aan bedrijvigheid die bijdraagt aan de leefbaarheid van de stad, maar ook door mogelijheden te bieden aan startende ondernemers uit alle lagen van de samenleving. Wat is immers een democratie waard als economische beslissingen niet op een democratische manier genomen worden? Dit zou de sociale ondergrens moeten zijn die de stad hanteert.

Maar hoe kunnen de eenzijdige marktwerking beteugeld worden en meerdere waarden meegewogen worden? Wet- en regelgeving is maar één van de manieren. Belangrijker nog is de verschuiving naar meer lokaal en collectief eigenaarschap en bestuursmodellen die uitholling en uitbuiting duurzaam tegengaan.

Uitgaande van het eerste voorbeeld is de vastgoedontwikkel- en (sociale) beheerorganisatie de N.V. Zeedijk, waarvan de gemeente medeaandeelhouder is, een mooi voorbeeld hoe het anders kan. De N.V. Zeedijk streeft namelijk naast een financieel rendement ook een maatschappelijk rendement na.

Dergelijke meervoudige waardemodellen kunnen breder toegepast worden: denk als tweede voorbeeld aan een coöperatief taxi­bedrijf in handen van de chauffeurs, in plaats van een Uber dat ten koste van lonen, sociale zekerheid en het klimaat naar maximale winsten streeft. Uber streeft ook naar een monopolie, wat niks meer met marktwerking te maken heeft. Of denk aan een coöperatief aannemersbedrijf dat professionals in de bouw helpt samenwerken om collectief grotere opdrachten binnen te halen, faciliteiten te delen en een broodfonds op te bouwen. Er zou een meester-leerlingprogramma aan kunnen worden gekoppeld – er is immers een grote bouwopgave en een tekort op de arbeidsmarkt.

Een derde voorbeeld: de kinderopvang. De twee grote bedrijven in Amsterdam, Partou en Small Steps, zijn van internationale investeringsfondsen. De dagopvang wordt betaald door de ouders, en door de overheid in de vorm van toeslagen. Laten we het aan de markt over, omdat deze efficiënter zou zijn, om vervolgens internationale investeerders te laten profiteren? Aanvaarden we onzekere arbeidsvoorwaarden voor de mensen die onze kinderen opvangen? Personeel dat we vervolgens met ons belastinggeld opvangen als tijdelijke contracten niet worden verlengd? Terwijl we met de ‘winsten’ ook kinderopvang zouden kunnen bieden aan alle kinderen die er baat bij hebben?

Laatste voorbeeld: de gebiedsontwikkeling. Het is de gemeente die de grond uitgeeft, investeert in de publieke ruimte, voorzieningen, leefbaarheid en ga zo maar door. Waarom zou de gemeente vervolgens de markt vrij spel geven en daarmee niet alleen de regie uit handen geven, maar ook het gewin op de lange termijn? In plaats van de rode loper van overheidsinvesteringen uit te rollen voor internationale investeerders en dan te hopen dat de voor hen gecreëerde welvaart in de stad landt, kan de overheid beter blijven meeprofiteren van de gegarandeerde waardestijgingen die deze investeringen met zich meebrengen. Dit maakt een andere strategie mogelijk dan het huidige gentrificatiebeleid, dat uitmondt in een ruimtelijke uiting van de ongelijkheid en monocultuur.

Overheidsinvesteringen
Vaak klinkt de tegenwerping dat deze ideeën naïef zouden zijn en niet realistisch: ‘Hoe moet dat betaald worden?’ Maar financiering is niet het probleem, blijkt uit deze voorbeelden. De inkomsten staan min of meer vast. De gemeentelijke overheid kan als investeerder en als regelgevend orgaan voorwaarden stellen ten aanzien van eigenaarschap, organisatievorm en de rol van marktpartijen.

De vooraanstaande econoom Mariana Mazzucato heeft laten zien dat de overheid al honderd jaar de grootste durfkapitalist is: bijna alle innovaties die het kapitalisme hebben voortgestuwd, zijn te herleiden tot overheidsinvesteringen. Beleg eigenaarschap en verantwoordelijkheden dan zo dat het de samenleving is die de vruchten plukt – hetzij direct in financiële zin, hetzij doordat marktpartijen binnen de donutgrenzen moeten werken en ook voor maatschappelijk gewin moeten zorgen.

Economisch beleid gericht op het optimaliseren van ons welbevinden is dus niet soft, maar juist ondernemend en slim. Die strategie is bovendien de enige manier om een circulaire economie te bewerkstelligen, waarbij zo min mogelijk welvaart en welzijn uit de stad wegvloeien. Die kunnen terechtkomen bij de ondernemers, werknemers en bewoners die die waarde ieder op hun eigen manier creëren. Dit is zoveel meer dan de strategie van de gemeente die ‘circulair’ alleen aan ecologie verbindt.

Beleid gericht op welbevinden dwingt ook tot een systeemverandering die zich op een evenwichtige manier verhoudt tot de menselijke maat en het sociale weefsel van onze stad. Een verandering die het logisch maakt dat economisch beleid niet losstaat van sociaal, gezondheids- en woningbeleid, en die oog heeft voor sociale structuren en informele (zorg)netwerken. Een systeem dat de overheid in staat stelt door maatwerk maatschappelijk een gelijk speelveld te creëren en ongelijke startposities recht te trekken. En zodoende een sociale ondergrens na te streven met voor iedere burger een waardig bestaan met perspectief.

Wie het tv-programma Klassen heeft gezien, of een paar jaar geleden Schuldig, heeft een kleine inkijk gekregen in de sociale ondergrens die we nu laten bestaan. Deze situatie doet zich niet alleen voor in Amsterdam-Noord, maar is een realiteit voor een grote en groeiende groep Amsterdammers. Dat staat nog heel ver af van een stad van gelijke kansen en van een florerende stedelijke samenleving.

Dit stuk verscheen eerst in Het Parool.